Het is intussen een klassieker geworden. De Harvard professoren Robert Rosenthal en Lenore Jacobson trokken bij het begin van het schooljaar naar klassen, gewapend met een test die zou meten hoeveel vooruitgang elk kind in de klas zou maken. De naam van de test: “Harvard Test of Inflected Acquisition”. Stel je de reactie van de leerkrachten voor: niet alleen waren de goden van Harvard in hun klas neergedaald, ze zouden hun leerlingen zelfs testen met een instrument dat een titel had waar ze geen woord van begrepen. Het zou dus wel allemaal zéér gedegen zijn.
Rosenthal en Jacobson keken helemaal niet naar de testuitslagen. Op basis van toevalsgetallen verdeelden ze de klas in twee groepen: degenen die dat jaar een sterke vooruitgang zouden maken en ‘de anderen’. Over deze procedure vertelden ze aan de leerkrachten niets.
En dan was het wachten op wat zou komen. Geen verrassing: de ‘betere’ leerlingen hadden betere resultaten dan hun vriendjes en zelfs hun IQ-score ging omhoog.
De verklaring: leerkrachten waren niet alleen vriendelijker tegen de bloomers, ze stimuleerden hen ook systematisch meer, zowel intellectueel als qua tijd en aandacht. Deden ze dit bewust? Natuurlijk niet. Zonder het te beseffen, laat staan er de intentie toe te hebben werd hun gedrag naar de kinderen meer geleid door het beeld dat ze van hen hadden, dan door de feitelijke realiteit, en creëerden ze een selffulfilling prophecy.